Eine sonderaußgabe über
Die Geschichte der Bundesrepublik Meinreich
De geschiedenis van de Bondsrepubliek Meinreich.
Ver voordat de Metaphoorse jaartelling begon, leefden de voorouders van het huidige Meinreichsche volk in de streek die tegenwoordig Ost-Meinreich heet.
Het volk woonde in kleine leefgemeenschappen, in de volkstong 'heimen' genoemd, verspreid over de gehele streek. Ondanks die verspreiding onderhielden de heimen vrij intensieve contacten. Ruilhandel werd intensief bedreven, in het algemeen vis uit het westen voor graan uit het oosten. Ruilwaar was er voldoende, het land was gezegend met een rijke bodem en leverde constant rijke oogsten. Door het rijke gehalte aan mineralen en ertsen in de bodem werd al vrij snel het nuttig gebruik van metalen ontdekt. Er ontstond een verspreide dagbouw industrie met ijzergieterijen en lokale smederijen.
Door ruilhandel, die zich uitbreidde naar naburige streken, werden de heimen zeer welvarend. Deze rijkdom bezegelde echter bijna hun lot. Door de (ruil)handel met andere volkeren ontdekten deze welk een welvaart en overvloed er in die streek was.
Het duurde niet lang voordat zuidelijker en oostelijker gelegen stammen de verscheidene heimen die aan de grens van het gebied lagen binnenvielen en herhaaldelijk plunderend en moordend door de rijke streek trokken. Ook op zee werden steeds meer handels- en vissersboten van de autonome heimen gekaapt en beroofd, zodat na enkele jaren de bevolking van de streek berooid en vernederd achterbleef.
Geen wonder dat het initiatief van de grootgrondbezitters in de verscheidene heimen zo enthousiast werd onthaald. Deze invloedrijke families waren de vernielingen van hun bezittingen beu en begonnen militia op te richten. Een van de eerste taken van de legertjes was de heimen beter verdedigbaar maken. Dorpjes werden soms gedeeltelijk herbouwd of van wallen voorzien, nieuwe sloten en kanalen werden gegraven en rivieren gedeeltelijk verlegd om de velden en landbouwgronden ontoegankelijker te maken voor de invallende stammen. De grotere en meer afgelegen hofsteden werden voorzien van aarden wallen, vooral die van de leidende families in de streek. Met deze initiatieven werd de basis gelegd van de latere Meinreichsche landadel en hun prachtige kastelen. De vijandige stammen wachtten de voltooiing van deze werken, die decennia in beslag namen, natuurlijk niet af. Hun invallen werden frequenter en de vernielingen die zij aanrichtten intenser. De onderlinge band tussen de heimen werd door deze verhevigde aanvallen steeds hechter. Vaak had men elkander nodig om een grote invasie van zich af te schudden. De invloedrijke families groeiden in de voorbijgaande decennia steeds meer in hun rol van beschermheer van de heimen waar zij woonden. Door hun leiding werden de heimen steeds ontoegankelijker voor de rooftochten van buitenaf. Hierdoor moesten de invallende stammen zich verenigen om toch door de verdediging heen te breken. Tegen de tijd dat de verdedigingswerken van de heimen voltooid waren, verenigden de aanvallers zich zulke grote getallen, dat de heimen zich steeds vaker moesten verenigen om de aanvallen af te slaan. Door het feit dat alle heimen echter een eigen bestuur hadden in de vorm van de leidende families, werd de gezamenlijke organisatie zo log dat het niet snel genoeg kon reageren op de plotseling, grootscheepse invallen. In 691 slaagden enkele vijandige stammen erin om hun onderlinge verschillen lang genoeg aan de kant te zetten om een enorme invasiemacht te creëren, om zodoende de heimen voor eens en voor altijd aan zich te onderwerpen, voordat de streek door de verdedigingswerken helemaal ontoegankelijk zou worden.
De leidende families van de heimen die aan de grens lagen kregen hier lucht van en beseften dat zij alleen met de hulp van alle andere heimen in staat zouden zijn deze invasie het hoofd te bieden. Met het doel een bestuurlijk orgaan te creëren waarin de heimen verenigd zouden worden, kwamen alle leidende families op verzoek van de grensheimen in het veilig westelijk gelegen stadje Wuppelüberstein bijeen. De eerste vergadering ging in onenigheid uiteen. Men was er alleen in geslaagd om een soort overlegsraad op te richten, wat de voorloper is geworden van het huidige Meinreichsche parlement. Deze raad sukkelde voort tot 693. De vijandige Alliantie begon in dat jaar de heimen met voorheen ongekend geweld en getallen aan te vallen. De invasie was begonnen. Met een verontrustend tempo maakten ze zich meester van steeds meer heimen.
Onder deze druk kwam de raad een paar weken na de eerste invasie bijeen. Zeker één derde van alle heimen was al in handen van de zuidelijke volkeren. Met het mes aan de keel werden veel bezwaren snel aan de kant gezet, en nog geen twee dagen later, op 26 maart 693 was de stichting van het Kaiserreich Bundesheim een feit. De hoofdstad werd het westelijk gelegen Wuppelüberstein. De baron van Wuppelheim werd tot Kaiser gekroond op dezelfde dag. De reorganisatie werd een succes. Met name door de grote inzet van de eerste Kaisers en de nu bestaande coördinatie tussen de heimen, werd de oprukkende alliantie tot staan gebracht halverwege het rijk. Aangespoord door dit succes, en geholpen door het feit dat er onder de leiders van de alliantie onenigheid was uitgebroken over de verdeling van het veroverd gebied, werd het bezette deel van het rijk langzaam maar zeker heroverd.
Toen de laatste vijand over de grens was gejaagd of gedood, gingen enkele decennia voorbij waarin beide partijen hun wonden likten. In het Kaiserrijk zette onder het gezag van het Kaiserlijk huis een langzame herstel en wederopbouw in. De oude welvaart keerde weer terug, om tot een hoogtepunt te komen in het jaar 695. Toen stierf de laatste Kaiser van het geslacht von Wuppelstein, en een verarmde, verre tak van de familie, von Wuppelstein von Dongen-Dongen, erfde de troon. De fierheid van de vorige Kaisers was echter in dit tak ver te zoeken. De ene Kaiser volgde de andere op en allemaal namen dezen het ervan met nog grotere ijver dan hun voorgangers. Zij verwaarloosden hun taken, omringden zich met een riante hofhouding, lieten voor vermogens kolossale paleizen bouwen, en gingen privé oorlogen aan met buurstaten. Deze praktijken werden bekostigd met steeds hogere belastingen aan de heimen, geld dat eigenlijk aan de verdediging van de nog immer bedreigde grenzen van het rijk besteed had moeten worden. Langzaam maar zeker takelde het rijk af, de kreten uit het parlement werden steeds harder onder druk van de heimraden, maar de Kaisers sloegen dit generatie na generatie allemaal maar in de wind. Omstreeks het jaar 945 trokken roversbendes alweer ongehinderd de grensheimen door en lagen de verdedigingswerken en de landerijen er verwaarloosd bij. Het Kaiserreich had zich diep in de schulden gestoken moeten steken bij buurlanden. Praktisch al haar opbrengsten moesten verkocht worden om de kosten van de kaiserlijke familie op te brengen. Er was steeds minder te eten voor de bevolking, en er braken her en der al kleine opstanden uit.
De genadeklap kwam in 962. Voor de tweede keer werd een mislukte oogst gevolgd door een strenge winter. De lokale voorraad schuren werden leeggehaald en de voorraden, ondanks de luide protesten van de baronnen, naar de hoofdstad getransporteerd. Juist toen vielen enkele schuleisende buurlanden het rijk binnen onder het motto 'halen wat er te halen valt', en was er zowat geen bescherming voor de uitgehongerde bevolking, omdat de kaiserlijke legers om Wuppelüberstein waren gelegerd op bevel van de Kaiser om hem te beschermen. Na enkele weken van plundering en honger barstte de bom.
Het was een woedend en mishandeld volk dat in opstand kwam, en zelf het heft in handen nam. Veelal onder leiding van de baronnen van hun streek, die massaal de kant van het volk kozen, verjoeg het volk zelf in een uiterste prestatie met vele bloedige strijden de indringende roversbendes. Dit eenmaal gedaan hebbende stroomden allen die nog daartoe de kracht hadden de straten van Wuppelüberstein in en vulden die in de hoop wat eetbaars te vinden. De spanning hoopte zich op met de toename van mensen en honger, totdat op zondagavond 963 het verhongerend volk plotseling als een grote, zwarte golf in beweging kwam en zich stortte op de zwaarbeveiligde muren van het kaiserlijk paleis.
Na een korte belegering bezweek een gedeelte van de zuidelijke muur voor het geweld en een kleine groep onder leiding van generaal Donnerwetter en admiraal Kriegspaß drong door tot in het paleis. Even later verschenen zij op het balkon van het paleis en deelden het volk mee dat de Kaiser was verdwenen. Een luid gejuich steeg op uit de menigte, en de opluchting was voelbaar. De volgende dag werden de kaiserlijke voorraden opgebroken en over heel het land verspreid. Aan de honger kwam al snel een eind. Op 25 januari 963 werd door een raad van edellieden en andere (militaire) leiders vanuit het voormalig kaiserlijk paleis de republiek Meinreich uitgeroepen. Admiraal Kriegspaß, één van de vooraanstaande leiders van de opstand, werd tot president uitgeroepen. Een van de eerste daden van de nieuwe regering was het opheffen van de oude pachtregels door het land aan de pachters te geven. Daarna ondergingen alle regeringsorganen een grondige reorganisatie, en wist de regering vrede te sluiten met de invallende landen met economische beloften. De nationale markt werd gesloten en ging over in staatshanden. De hoofdstad werd omgedoopt tot Weiterschlagen.
De behoefte van het volk om een sterk (bege)leidend bestuur te hebben werd door Kriegspaß en de zijnen vervuld. Doordat het land niet meer bedreigd werd van buitenaf, gingen de binnenlandse leefomstandigheden er zeer op vooruit door een stricte binnenlandse orde, dat langzaam in de tijd van de laatste kaisers vervallen en verwaarloosd was. Zo ontwikkelde en veranderde de republiek Meinreich zich langzaam tot wat het nu is, tot het jaar 991. In de laatste weken van augustus 992 werd door de toevoeging van de deelstaat West-Meinreich de stichting van de Bondsrepubliek Meinreich een feit.
Staatsdruckerei 'Die Klingel', 20-12-997 Weiterschlagen.